In de seizoenen van 1999 tot 2002 was er een bijzonder spandoek te zien bij de Bunnikside van FC Utrecht. Met de trotse woorden “We Will Sing FC Utrecht” wapperde het doek als een banier van clubliefde en gemeenschapsgevoel. Dit spandoek was niet zomaar een stuk stof; het was een symbool van de onverzettelijkheid en de passie van de fans.
Het spandoek was groot, zo groot dat het bijna een eigen leven leidde. Het nam veel ruimte in en was een opvallende verschijning in het stadion. Wekelijks werd het ontvouwen, een ritueel dat bijna even heilig was als de wedstrijd zelf. De lagen verf op het doek vertelden een verhaal van jarenlange trouw, elke laag een getuigenis van de onuitwisbare steun voor de club.
Na verloop van tijd, in een poging om ruimte te besparen of misschien om een nieuwe richting in te slaan, werd de tekst op het spandoek ingekort tot “We Will Sing”. De verwijzing naar FC Utrecht verdween, maar de boodschap bleef krachtig. Het zingen, het hartstochtelijke aanmoedigen van de club, zou doorgaan, met of zonder de volledige naam op het doek.
Uiteindelijk verdween het spandoek. Misschien was het de fysieke ruimte die het innam, of misschien was het een verandering in de fan cultuur. Maar de echo van “We Will Sing” blijft hangen in de harten van de supporters. Het spandoek mag dan weg zijn, de geest ervan leeft voort. Elke keer als de Bunnikside zijn stem verheft, is het een herinnering aan dat oprolbare doek dat ooit zo trots de liefde voor FC Utrecht toonde.
Het spandoek is meer dan een herinnering; het is een legende die de tijd heeft overleefd, een verhaal dat wordt doorverteld en een inspiratie voor nieuwe generaties fans die hun club toejuichen, net zoals degenen voor hen dat deden. “We Will Sing” – drie eenvoudige woorden die de essentie van fan zijn vastleggen, ongeacht de tijd, de plaats of de vorm